Vossen

Algemeen

Er zijn talloze verhalen waarin de sluwheid van de vos wordt beschreven. Of ze waar zijn of niet blijft hier in het midden. Feit is dat de vos vindingrijk en sluw is en zich in de meest uiteenlopende biotopen kan handhaven. Zijn voorkeur gaat echter uit naar bebost gebied.

Uiterlijk

De vacht is over het algemeen roodbruin. Lengte inclusief staart: ongeveer 110 centimeter, schouderhoogte ±40 centimeter, gewicht gemiddeld 8 kilogram.

Levenswijze

Vossen wonen in een hol (vossenbouw). Ze graven het zelf, vergroten een konijnenhol, of maken gebruik van een al dan niet bewoond dassenhol (burcht). Ze jagen voornamelijk ‘s nachts. Hun territorium beslaat drie tot vier vierkante kilometer. Het hoofdvoedsel bestaat uit muizen, maar als omnivoor eet de vos alles wat in zijn gebied voorkomt.

Geboorte

Na de paartijd (ranstijd) januari en februari, bekleedt de moervos in het voorjaar een hol met haar zachte buikharen. In de dagen voor de geboorte blijft zij daar. Het mannetje brengt haar voedsel. In april of mei worden vier of vijf jongen geboren, die niet groter zijn dan een mol. De eerste weken blijft zij bij de welpen. In deze tijd verzorgt de rekel de moervos en later ook de welpen. Na twee weken gaan de ogen open en na zo’n vier weken komen ze voor het eerst naar buiten. Tot acht weken worden ze gezoogd. Bij verstoring brengt de moervos de welpen naar een andere bouw. Tegen de tijd dat de welpen zelfstandig worden, krijgen ze vaak levende prooi. Daarop oefenen ze spelenderwijs het jagen. Eind september gaan ze op zoek naar een eigen territorium.

Dassen

Algemeen

De das is het grootste landroofdier van Nederland en is een beschermde inheemse diersoort. Het gehoor en de reukzin zijn sterk ontwikkeld, maar het gezichtsvermogen is zwak. Onder de staart zit een geurklier waarmee het territorium wordt afgebakend. Het zijn omnivoren (alleseters). Hoewel het gebit anders doet vermoeden, bestaat het hoofdvoedsel uit regenwormen.

Uiterlijk

De vacht is ruw en zwart-witte dekharen geven de das een grijs uiterlijk. De kop is wit met aan beide zijden twee zwarte strepen, die van de neus via ogen en oren naar het achterhoofd lopen. Ze hebben een gedrongen lichaam, een korte staart en poten met krachtige klauwen. Lengte 70-80 centimeter, gewicht al naar gelang geslacht 7 tot 17 kilogram.

Levenswijze

Dassen zijn zeer sociale en propere dieren. Ze wonen in familiegroepen, soms generaties lang in dezelfde burcht. Een burcht heeft meerdere ingangen en bestaat uit ondergrondse holen die door lange gangen met elkaar verbonden zijn. Het woongedeelte is bekleed met gras en varens en wordt regelmatig verschoond. Op enkele meters afstand van de burcht hebben ze zogenaamde latrines (kuiltjes in de grond) waar ze hun behoefte doen. In de schemer verlaten ze de burcht en verzorgen ze de vacht. Voor ze op pad gaan, alleen of samen, is er contact met de medebewoners.

Geboorte

Dassen kunnen het hele jaar paren maar de piek ligt in de zomer. Net als reeën hebben de vrouwtjes een verlengde dracht. De vrucht ligt tot december stil. In de burcht wordt een kraamkamer ingericht en bekleed met zachte en droge planten. Rond februari worden twee tot vijf jongen geboren. Na een maand gaan de oogjes open en na een week of acht nemen ze een kijkje boven de grond. De vrouwtjes nemen de hele zorg en opvoeding voor hun rekening. Als er onvoldoende voedsel is, kan ze tot augustus doorgaan met zogen. Tegen de herfst zijn de jonge dassen zelfstandig en gaan al dan niet hun eigen weg.