Algemeen
Uit archeologische vondsten blijkt dat het damhert in prehistorische tijden in geheel West-Europa voorkwam. Waarschijnlijk door klimaatveranderingen tijdens de laatste ijstijd is het verdreven naar ‘zuidelijker gebieden. De huidige damherten zijn nakomelingen van door de mens opnieuw ingevoerde exemplaren. Het damhert is vooral bekend als parkhert. Toch leven ze op veel plaatsen in Nederland, zoals de Veluwe, in het wild. Het is een beschermde inheemse diersoort. Damherten hebben een groot aanpassingsvermogen en zijn begaafd met scherpe zintuigen. Het zijn herkauwers.


Uiterlijk
Qua grootte zit het damhert tussen het ree en het edelhert. Alleen het hert heeft een gewei. Een volwassen hert weegt 80 kilogram, een hinde + 60 kilogram. De schouderhoogte is 30 tot 110 centimeter. De kleur van de vacht kan sterk variëren: van geheel wit tot volledig zwart, al dan niet met stippen. De donkere tint van de vacht van de damherten op de Veluwe is bereikt door jarenlang selectief afschot door grondeigenaren en/of populatiebeheerders omdat zij dat mooi vonden. Eén van de kenmerken is de grote adamsappel bij het hert. Damherten hebben een typische manier van voortbewegen. Bij vluchtgedrag springen ze met vier poten tegelijk omhoog en ‘stuiteren’ weg.
Gewei
Het gewei wordt jaarlijks afgeworpen in april of mei. Onmiddellijk daarna begint het nieuwe gewei te groeien. Het nieuw te vormen gewei is zacht en kwetsbaar en wordt beschermd door de bast, een fluwelige, goed doorbloede huid. Als in augustus/september het gewei volgroeid is, sterft de bast af. De dode huid wordt door middel van vegen aan boompjes en struiken verwijderd. De geweivorming van het jonge damhert heeft veel gelijkenis met die van het roodwild. De rozenstokken ontwikkelen zich al na zeven tot acht maanden en zijn zichtbaar als knobbels op de kop. In het tweede levensjaar heeft het jonge hert een onvertakt “spitsergewei” tot ongeveer 15 centimeter hoog. De jaren erna krijgt het gewei een totaal andere vorm. Het gewei is aan beide zijden boven de middentak breed en zijdelings afgeplat met daaraan nog enkele korte enden: het schoffelgewei. Het gewei wordt groter en zwaarder naarmate de leeftijd. Rond het achtste tot tiende levensjaar is het gewei op z’n sterkst. Daarna zet het gewei zich terug (kleiner worden).


Levenswijze
Hoewel van nature dagdieren, zijn damherten door verstoring en/of bejaging meer ‘schemerdieren’ geworden. Ze hebben een voorkeur voor lichte loof- en gemengde bossen met dichte ondergroei. Hierin trekken zij zich overdag terug om te rusten en te herkauwen. De volwassen damherten leven naar geslacht gescheiden in groepen (roedels). De hinden met hun kalveren van het huidige en het voorgaande jaar leven in familieverband, aangevoerd door leidhinden (dominante vrouwtjes). De grootte van de hertenroedels varieert gedurende het seizoen. Zij trekken veelvuldig heen en weer door hun territorium. De hinden daarentegen zijn, mits er voldoende voedsel en weinig verstoring is, behoorlijk plaatsvast.
Paartijd
De bronst (paartijd) speelt zich af van half oktober tot half november. De oudere herten gaan elk jaar naar dezelfde plek in het bos om hun bronstplaats in te nemen. De bronstplaats bestaat uit een ondiepe kuil die wordt besprenkeld met urine. Door zacht kirren, snurken en gorgelen geeft hij de plaats aan waar hij de hinden opwacht. De hinden bezoeken meerdere herten en kiezen zelf welk hert voor het nageslacht mag zorgen. Na de bevruchting verlaat de hinde de bronstplaats. De draagtijd is zo’n 8 maanden.


Geboorte
In juni, na een draagtijd van ongeveer 230 dagen, zoekt de hinde een goed beschutte plek in het bos om haar kalf te zetten. Doorgaans wordt er één kalf geboren en zelden twee. Het gewicht is tussen de vier en vijf kilogram. Het nagenoeg geurloze kalf wordt door de hinde alleen gelaten, goed verscholen in de dekking. Wel blijft zij in de buurt. Het kalf geeft zo weinig geur af dat vossen en andere predatoren het kalf nauwelijks kunnen vinden. Geregeld keert de hinde bij het kalf terug om het te zogen en te verzorgen. De zoogtijd is zo’n drie maanden. De kalveren blijven tot ongeveer anderhalf jaar bij de hinde.
















































































































