Roodwild

Algemeen
Het edelhert is onze grootste hertachtige en tevens ons grootste zoogdier. Het is een beschermde inheemse diersoort. In de vrije wildbaan komen ze in Nederland alleen voor op de Veluwe, de Oostvaardersplassen, en sinds 2005 in Het Weerterbos. Bij voorkeur leeft het edelhert in uitgestrekte bossen met loofhout afgewisseld met grazige vlaktes en/of landbouwgrond. Door hun aanpassingsvermogen zijn ze in staat om op de schrale zandgronden van de Veluwe te leven. In Nederland hebben edelherten geen natuurlijke vijanden. Edelherten kunnen goed horen en zien, het reukvermogen is uitstekend. Het zijn herkauwers en een volwassen edelhert neemt ongeveer 10 tot 12 kilogram voedsel per dag tot zich.

Uiterlijk
De schofthoogte is 110 tot 130 centimeter, gewicht 120 tot 180 kilogram en de lengte zo’n 170 tot 200 centimeter. De hinden zijn kleiner. De vacht is in de zomer roodbruin. De veel dikkere wintervacht is grijs- tot donkerbruin. Alleen het hert heeft een gewei.

Gewei
Rond de tiende levensmaand zijn bij het mannelijke kalf op de kop twee knobbels waar te nemen, de rozenstokken. Zij vormen de basis waarop het gewei groeit. Het eerste gewei is meestal onvertakt (spitser). In de daaropvolgende jaren wordt het gewei steeds groter en zwaarder, met meer vertakkingen (enden). In de maanden februari tot en met april wordt het gewei afgeworpen. De hoeveelheid van het mannelijke geslachtshormoon bepaalt wanneer dit gebeurt. Oude herten werpen eerder af dan hun jongere soortgenoten. Vrijwel meteen na het afwerpen begint er een nieuw gewei te groeien. Het tere en pijngevoelige gewei wordt beschermd en gevoed door een fluwelige huid (de bast). Ter bescherming van het gewei worden meningsverschillen uitgevochten door staand op de achterpoten elkaar met de voorpoten te slaan. In slechts vier tot vijf maanden is het gewei weer volgroeid en verhard. In juli/augustus sterft de bast af en laat los. Om de dode huid te verwijderen, schuren ze met het gewei langs boompjes en struiken. Rond het twaalfde levensjaar is het gewei op zijn sterkst en gaat in de daaropvolgende jaren in grootte en sterkte achteruit. Hoewel een gewei, afhankelijk van de leeftijd van de drager, jaarlijks meer of minder enden kan hebben, blijft de basisvorm gelijk en is hij aan zijn gewei te herkennen. Het aantal enden zegt niets over de leeftijd. De grootte en sterkte van het gewei worden beïnvloed door het voedselaanbod.

Levenswijze
Edelherten zijn sociaal levende dieren. Ze leven een groot gedeelte van het jaar naar geslacht gescheiden in groepen (roedels). Hinden met hun kalfjes en jonge herten leven in een “kaalwildroedel”. Ze worden aangevoerd door een ervaren hinde (leidhinde). Overdag blijven de edelherten voornamelijk in de dekking om te rusten en te herkauwen. Aan het einde van de dag worden ze actief en gaan op zoek naar voedsel om zich tegen de vroege ochtend terug te trekken in de dekking.

Paartijd
De bronst (paartijd) van de edelherten is een imposant spektakel en speelt zich af van half september tot half oktober. Tegen de bronst vallen de mannelijke roedels uiteen. Bij de mannelijke dieren groeien aan de hals lange donkere haren (bronstmanen). Het hert zoekt de bronstplaats op en vormt een harem. Een bronstplaats is een natte, modderige plek die ze besprenkelen met urine en sperma. Hierin wentelen ze zich en bedekt met een laagje modder proberen ze de hinden te imponeren. De meeste bronstactiviteit valt in de nachtelijke en vroege ochtenduren. Het normaal zwijgzame hert laat door te burlen (diep geloei) goed van zich horen. Hiermee laat hij weten dat het zijn territorium is en probeert hij rivalen op afstand te houden. Lukt dat niet, dan kunnen er gevechten ontstaan. Tijdens zo’n gevecht proberen ze elkaar met het gewei weg te drukken. Het gaat er soms zo fel aan toe dat geweien afbreken, of een hert zelfs dodelijk wordt verwond. Het sterkste hert op de bronstplaats wordt plaatshert genoemd. Hij paart met alle bronstige hinden uit zijn harem. De hinde is slechts één dag bronstig, en met haar geur lokt ze het hert. Hij zal haar volgen en als de hinde paringsbereid is, zal het hert haar beslaan. Na de bronst zijn de herten vaak uitgeput, niet alleen door de inspanningen, maar ook omdat ze in die weken vrijwel geen voedsel tot zich nemen. Het gewichtsverlies kan wel oplopen tot 30%.

Geboorte
In mei/juni, na een draagtijd van ongeveer acht maanden, zonder de hinde zich af en wordt haar kalf geboren; doorgaans één, maar er komen ook tweelingen voor. Ter camouflage heeft de vacht lichte tot witte vlekken. Hoewel een hertenkalf al na korte tijd kan lopen, is het nog niet in staat om de hinde te volgen. De eerste één tot twee weken laat de hinde het kalf goed verscholen in de dekking of het hoge gras ‘alleen’. Ze blijft in de buurt en komt verschillende keren per dag het kalf zogen. Bij gevaar blijft het kalf onbeweeglijk liggen. Na tien tot veertien dagen is het kalf sterk genoeg om de hinde te volgen en sluit zich aan bij de kaalwildroedel. Het kalf wordt tot wel tien maanden gezoogd. Tegen het einde van de zomer zijn over het algemeen de vlekken bij het kalf verdwenen.